Het onstuimige begin (1950 – 1951)
In de jaren na de oorlog was Nederland begonnen, zich opnieuw te ontwikkelen. En de jeugd ?? Die ontwikkelde mee. Het was de tijd dat Katholieken niet met Protestanten mochten spelen of omgang hebben en dat jongens en meisjes gescheiden moesten blijven. Echter….dit werd niet meer door iedereen als vanzelfsprekend aangenomen. Jongeren begonnen steeds meer die regel naast zich neer te leggen. Het strenge regime van de kerk begon eigenlijk toen al, nog nauwelijks waarneembaar, te veranderen. De jeugd begon zich af te zetten tegen het gezag. In die sfeer zien we toneelvereniging ODI ontstaan. De eerste verslagen spreken van verontwaardiging tegen de gevestigde orde. De gevestigde orde spreekt schande over de jongelui, die zich tegen hen durft te verzetten.
In Noordwijkerhout, dat voor het grootste deel bestond uit landarbeiders, werden vanaf ongeveer 1947, vanuit de toenmalige Katholieke Arbeids Jongeren (K.A.J.), ter gelegeheid van ouderavonden, sketches gespeeld. Het lidmaatschap van de K.A.J. was leeftijdsgebonden. Wilde je toch toneel blijven spelen, dan kon je overstappen naar de vereniging Oefening Baart Kunst (O.B.K.) Dit was net als de K.A.J. een onderdeel van de Katholieke Arbeiders Bond (K.A.B.)
De twee vrienden Henk den Elzen en Henk Slobbe, waren al een paar keer gevraagd voor een rol bij de O.B.K. Dit was een toneelvereniging van volwassenen. Met de slechts enkele rol die voor hen was weggelegd namen zij geen genoegen. Zij wilde méér !! Dat veroorzaakte rebellie. Het slot van het liedje was dat de jongelui een eigen toneelclub begonnen, met als groote voorvechters Henk den Elzen en Henk Slobbe, tot grote verontwaardiging van de gevestigde orde.
Het startkapitaal was zondagsgeld, de repetitie gehouden thuis tussen de gordijnen, de speellokatie bij van der Geest in de Zeestraat in Noordwijkerhout en het decor…..de meubels van thuis!
Het eerste grote avondvullende stuk dat gekozen werd, had een vleugje wereldliteratuur in zich. er werd gekozen voor “Roman van een Krantenjongen”
Het jaar tekende 1950 en dit stuk was gebaseerd op het beroemde “Pygmalion” van Bernard Shaw. zoals het in die tijd gewoon was werd er veel en wel uitsluitend door mannen gespeeld.
Daar kwam al snel verandering in. Er kwamen meisjes bij. Sodom en Gomorra !!! Door echter te kiezen voor een Kerstspel, “Koning Kasperke”, hoopte men de geestelijkheid te laten zien dat het hun serieus was.
De opvoering zou plaats vinden op 28 december in de zaal bij van der Geest. Negatieve kritiek en zwartmakerij waren hun deel. Henk den Elzen en Grad van Gijslwijk bedachten een doel voor de opbrengst van de uitvoeringen. In de eertse instantie was dat het priesterstudentenfonds en in de tweede instantie de ‘Ouden van Dagen’.
Hoewel het bod door beide instanties de eerste keer aanvaard werd, werd het later toch door beiden afgeslagen. Erger was echter het artikel in de krant dat alle geruchten, over de bestemming van de recette, tegensprak. De jongelui werden als het ware voor een stelletje leugenaars uitgemaakt.
Zij besloten een volgende stap van goodwill te maken en ODI stuurde alle ‘ Ouden van Dagen ‘ een brief met gratis uitnodiging om te komen kijken naar de generale repetitie.
De toendertijd alom bekende dorpsomroeper Piet den Elzen, deed daartoe een extra rondje door het dorp. In allerijl werden nieuwe raambiljetten gedrukt met de wijziging van de volgorde van de uitvoeringen en de bekendmaking van de gratis ouderen uitvoering.
Verschillende van hen kwamen, onder druk, hun “gratis” kaartje terug geven, uit angst voor represailles. Terwijl de Kerstmis naderde waren er nauwelijks kaartjes verkocht. 1e Kerstdag bracht even rust in de gezinnen. Stilte voor de storm ?? 2e Kerstdag bracht opschudding. Vanaf de preekstoel werd gezegd niet naar de uitvoeringen van ODI te gaan. Het was nl. niet t.b.v. de ‘Ouden van Dagen’, de commissie hield zich niet verantwoordelijk en meer van die aanvallende woorden.
Weg vrede. Ruzie in de gezinnen in Noordwijkerhout met als gevolg een slechte kaartverkoop. Enkele jongens wilde het bijltje er bij neergooien. Het antwoord van de oprichter daarop was volkomen duidelijk…..DOORGAAN!!
De uitvoeringen werden een succes. ‘ Ouden van Dagen ‘, die wel het lef hadden om naar de uitvoering te gaan, maakten de indruk, alsof ze bij de duivel op bezoek waren. Met een geslaagd openingswoord en het zingen van van een kerstlied, werd de juiste sfeer geschapen. Oprichter Henk den Elzen sprak de oudjes toe en vertelde wat er in de afgelopen weken was voorgevallen. Hij verzocht hen reclame te maken voor de volgende twee uitvoeringen.
Deze mond tot mond reclame was het beste wat hen kon gebeuren. Bovendien schreef de plaatselijke correspondent van o.a. De Zeekant van Buijze Pers, de heer Piet van Buijtenen een positief verslag. Het resultaat….twee keer een overvolle zaal voor ODI. De jongens van ODI hadden hun creatieve krachten bewezen. Er zouden nog vele uitvoeringen volgen. VIJFTIG JAAR lang.
Maar zover waren ze nog lang niet.Intussen was er een brief naar de Bisschop van het Bisdom Haarlem, met de uitleg over de gang van zaken. Deze gaf uiteindelijk zelfs, om gemengd te gaan spelen, de Bisschoppelijk goedkeuring.
Toen de kapelaan kwam vertellen dat ze R.K. voor hun naam mochten zetten, moet de man raar hebben opgekeken toen de rebelse oprichter hem laconiek vertelde, dat ODI dat helemaal niet nodig had. Zij konden wel zonder die twee letters. In een dorp waar de grote meerderheid katholiek was, zal het wellicht toch zijn voordeel hebben opgeleverd dat ODI Rooms Katholiek (R.K.) ervoor kon zetten.
Er waren echter wel voorwaarden aan verbonden zoals, dat het repeteren onder toezicht zou gebeuren. Dat hadden de jongens allang begrepen en daartoe zelf reeds een oudercommissie ingesteld. Die bestond uit de heren J.v.d.Werf, N.v.Gijlswijk en J. den Elzen. Jawel, ze wisten best hoe het hoorde.
Er kwam een Geestelijk Adviseur (G.A), kapelaan Naastepad. Deze hield niet alleen een oogje in het zeil maar waakte ook over de inhoud van de kas.
Bovendien had hij ook het laatste woord over de stukkeuze. De minimum leeftijd werd vastgesteld op 17 jaar. Grote konsternatie ontstond toen bleek dat debutante Nel Heemskerk pas enkele dagen na de uitvoering die leeftijd zou bereiken. Er werd echter niets aan het toeval over gelaten en er werd dispensatie bij de Bisschop voor Nel aangevraagd en gekregen.
Een vereniging bestaat bij de gratie van haar leden……
Zoals bij elke vereniging gaan en komen leden en O.D.I. is daarop geen uitzondering. De vaste kern van de begin jaren wijzigde zich regelmatig. Zij waren Noordwijkerhouters onder elkaar en voelde zich als één familie en dat is altijd zo gebleven. Maar zoals in de beste families voorkomt, was er ook bij O.D.I. wel eens verschil van mening. Immers: “zoveel hoofden, zoveel zinnen”. In principe was iedereen welkom als lid maar niet elke nieuweling paste binnen de ODI-familie.
Daar dacht men een oplossing voor gevonden te hebben door een cabaretgroepje op te richten. Nieuwe leden mochten zich daarin bewijzen. Lang heeft dit echter geen stand gehouden aangezien het er op leek dat het cabaret een eigen leven begon te leiden. Dat was niet de bedoeling. Bovendien kwamen er steeds meer stukken, per seizoen op het repertoire te staan waarbij alle spelers nodig waren. Hoewel begonnen als mannenvereniging begonnen de mannen schaars te worden. Gelukkig had men op de St.Bavo ook een toneelvereniging: JaJa (Je amuseert je altijd) In noodgevallen kon O.D.I. daar altijd aan de bel trekken. Toen dat zo vaak werd gedaan dat er vragen in de verga- dering over werden gesteld, gingen men denken om een samenwerkingsverband aan te gaan. Uiteindelijk is het daar niet echt van gekomen maar de banden werden wel jarenlang in stand gehouden. Zo werd in mei 1964, ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de St.Bavo Stichting meegedaan aan DE REVEU In datzelfde jaar komt het verzoek om de stukken die wij bij van der Geest, voor onze donateurs spelen, ook voor hun personeelsleden en bewoners op te komen voeren in hun eigen theaterzaal .
Het decor dat O.D.I. gebruikt heeft een enorme vlucht genomen. In het verslag van de jaarvergadering van woensdag, 22 mei 1963, welke bij van der Geest in de Zeestraat werd gehouden.lezen we:….”opgemerkt werd dat de post “Decor” bijzonder laag was. Volgens de voorzitter was dit te danken aan de bijzondere activiteiten van enkele leden, o.a. J.Hertogh en G.van Gijlswijk.”….Er werd veel tijd gestoken om gratis decor en attributen te verkrijgen. Leden haalden hun huis (en dat van familie) overhoop om precies die vaas, stoel of kast maar ook kleding, te bemachtigen die het op te voeren stuk zou kunnen verfraaien had.
Er werd begonnen met de meubels van thuis. De spelers zullen zich op het toneel wel heel erg “thuis” hebben gevoeld. Nadat het dochtertje van de familie Duivenvoorden klaagde, omdat ze dit weekend alwéér met haar bord op schoot moest eten, (de eettafel stond op toneel dienst te doen), besloot het gezin bij de chinees te gaan eten. Daarna vroeg dochterlief waneer O.D.I. weer hun meubels nodig had.
Er werd gespeeld tussen gordijnen. Bij van der Geest was een bosdecor beschikbaar dat veelvuldig is gebruikt.. De opslag van andere decorstukken en rekwisieten werden opgeslagen onder het toneel. Dat heeft menig ODI-lid een blauwe plekken bezorgd omdat de ruimte slechts gebukt betreden kon worden. Toen de locatie aan de Zeestraat niet langer voldeed, vond men in de toneelzaal van de Sint Bavo Stichting aan de Langevelderweg, alle ruimte die O.D.I. nodig had. Het repeteren, spelen, de dansavonden na en het verzorgen van de consumptie. Alles kon. Op de zolder was een zee aan ruimte om (zonder blauwe plekken) decor op te slaan maar ook om het zelf te maken.
De toneelzaal van de Sint Bavo Stichting
Door de donateurs naar de toneelzaal op het Bavo-terrein te laten komen vervulde O.D.I. zo ook een rol in de intergratie van de patiënten van deze Psychiatrisch Inrichting. Die was begonnen de hekken weg te halen en er een open “inrichting” van te maken. In het kader van die intergratie werden de patiënten, “bewoners” en de Stichting, “Ziekenhuis”. Aanvankelijk hadden de mensen zo hun bedenkingen maar na elk seizoen dat O.D.I. er had gespeeld, werd dit minder.
Na afloop van de een uitvoering, was er genoeg ruimte om te dansen bij de muziek van een bandje of aan de bar wat na te praten. De consumpties werden door O.D.I.-leden zelf verzorgd en de broodjes en, later, slaatjes aan het eind van de avond, vonden gretig aftrek.
Na jarenlang van deze gastvrijheid genoten te hebben kwam de Gemeente met plannen voor de bouw van een Cultureel Centrum waar ook het nieuwe zwembad in ondergebracht zou gaan worden. Het zou een gebouw gaan worden waar alle Noordwijkerhoutse verenigingen hun oefen- en uitvoeringruimte zouden krijgen. O.D.I. zag dit allemaal met lede ogen aan. Toch heeft O.D.I. het vertrek uit de Bavo, nog enkele jaren uit kunnen stellen. Dit niet in de laatste plaats omdat met de bouwplannen nauwelijks rekening was gehouden met de eisen van een theaterzaal. Uiteindelijk moest ze er in 1990, toch aan geloven. Maar echt blij kon O.D.I. er nog niet mee zijn. Van alle minpunten die het aantrof was die van de toiletten het ergst. Spelers moesten óf wachten tot na de voorstelling óf, als de nood te hoog werd, verkleed en geschminkt, door het publiek, naar de andere kant van De Schelft. Het heeft geduurd tot na een tweede verbouwing voordat O.D.I. zich er thuis begon te voelen.
Naast het optreden voor donateurs, waagde O.D.I. zich ook enige keren aan een concours, de voorloper van het latere “Landjuweel”. Deze werden gehouden in de toneelzaal van Sint Bavo. De positieve verslagen in de krant van “Levensschaduwen”, “En de bossen zingen hun lied” en “Het witte legioen” werden in één keer teniet gedaan door het vernietigend rapport van de Jury. Hoewel het rapport als opbouwend beschouwd moest worden zal het ongetwijfeld als een koude douche over de regisseur en de spelers zijn gekomen.
De viering van het 12½ jarig jubileum werd nog vooraf gegaan door een H. Mis. Zo werd ook elke bijeenkomst begonnen met een gebed of Christelijke groet. Nadat er enkele niet katholieke leden zich hadden aangemeld en bovendien de jeugd zich begon te onttrekken aan het “verplicht naar de kerk gaan” begon het R.K. gevoel een beetje te verwateren. Het is zelfs zover gekomen dat de veel bevochten “R.K.” (Room Katholiek) voor de naam verdwenen is. Tja, tijden veranderen.
Financieel was het niet altijd gemakkelijk om het hoofd boven water te houden. O.D.I. heeft echter door de jaren heen een sterke creativiteit getoond als het ging om de clubkas te spekken. Vooral tegen een jubileum datum. Dat wilde men wel vieren maar waarvan? Bij het 12½ jarig jubileum, werd veertien dagen door de leden, tot diep in de nacht vlaggetjes geplakt. Ook de geestelijk adviseur deed daar aan mee. Dat leverde niet alleen plezier, lol én geld op maar ook gehavende vingers. Er werd een strandloop gehouden bij gelegenheid van het twintig jarig bestaan. Geen succes. Het weer zat tegen. Regen en Wind. Slecht 150 mensen meldden zich.. Alle moeite voor niks.
In het verslag van de jaarvergadering op vrijdag, 5 mei 1972, welke gehouden werd in het Jeugdhuis aan de Langevelderweg, spreekt voorzitter Jan den Hertogh zijn teleurstelling uit om het feit dat de Pers niet warm is te krijgen voor publicatie. Met het oog op het naderend zilveren jubileum. (regeren is vooruit zien) wilde O.D.I. meer aandacht in de pers. Ook het onderwerp: aanplakbiljetten is aan de orde in deze vergadering. In het seizoen 1973-1974 blijkt dat de heer Kaptein uit Sassenheim, een correspondent, voor een stukje heeft gezorgd . Mét foto is het geplaatst in zowel de Leidsche Courant als De Noordwijkerhouter.
In het jaar van haar 25 jarig jubileum heeft O.D.I. het erg druk gehad. Op 30 april werd door 13 leden opgetreden als figuranten in “Dynastie der kleine Luijden”, een t.v. bewerking van Willy van Hemert. De opnames werden gemaakt bij de Burcht in Leiden. Het werd een hele belevenis, ondanks het ijzige weer en het niets opleverde voor de kas. De dorpsverloting bracht wel geld in het laatje. Er werden door de leden 5.000 loten verkocht á ƒ 0,25 !!!!!! Mede door medewerking van vele anderen werden alle loten verkocht.
De middenstand werd benaderd hetgeen tal van prijzen opleverde. Een mooi kado voor onze zilveren O.D.I. Voor de donateurs was een kostuumstuk gekozen “Sloep zonder Visser” waarbij hen in de pauze een kopje koffie werd aangeboden met een koekje. Het jaar kreeg een extra dimensie door het opvoeren van het stuk “Poerlepotje”, welke bestemd was voor de kinderen van de donateurs. Zij werden getrakteerd op limonade in de pauze en kregen wat lekkers na afloop mee naar huis. Het werd een grandioos succes.
Over publicatie hoefde de voorzitter zich voorlopig geen zorgen meer te maken. Een van de leden, Lida Hekker, had een zus die op de administratie bij de Noordwijkerhouter werkte. Kon zij niet eens een goed woordje doen bij de redactie? Nadat duidelijk werd dat het een kwestie was van zelf een stukje schrijven waartoe die zus wel bereid was, ( en ook de weg naar de fotograaf wist), was er weer een hindernis overwonnen.
Vijfentwintig jarig jubileum
Als je vijfentwintig jaar bent, is het helemaal niet zo gek om aan kinderen te gaan denken. Dat heeft O.D.I. ook gedaan. Als jubileum geschenk kwam zij met een ‘volwassen’ toneelstuk voor de jeugd van zes tot twaalf jaar. ‘Poerlepotje’ was een groot succes. Het bleek dat er kinderen waren die meerdere keren naar de voorstelling kwamen kijken. Zij konden er geen genoeg van krijgen. Een schot in de roos dus. Hun ouders konden genieten van een kostuumstuk ‘Sloep zonder visser’onder regie van Dik Veenstra. Het kap- en grime werk werd uitbesteed aan de firma Pijl & Benning in Leiden en het slotwoord werd uitgesproken door kapelaan Stekelenburg.
Aangezien de kas schameltjes gevuld was, werd besloten een verloting houden. De trekking werd getrokken door Prins Jaap II en Prinses Minos. De hoofdprijzen, bestonden uit een wasmachine, (welke werd gewonnen door Mevr. Bram) een fiets, (voor J. Uitenboogaard) en een fototoestel. (voor mej. Hermans).
Het was een tijd waarin notabelen van het dorp of andere mensen met een grote bekendheid, werden gevraagd het slotwoord te voeren. Soms waren dat de wethouder van Cultuur. (Leo Koelewijn, / Cor v.d. Klaauw), of de kapelaan/pastoor. Maar ook de Burgemeester en later de Carnavalsprinsen met hun Prinses, hebben menig lovend woord gesproken na afloop van de voorstelling
Doordat O.D.I. in de toneelzaal van de St.Bavostichting was gaan spelen, (de zaal bij van der Geest werd verbouwd) werden de mensen over de ‘drempel’ van dit psychiatrisch gebied geholpen. In het programma boekje van ‘De rode spin’ (wie herinnert zich nog de klagelijke kreet van Dorien Zuiderduin: “Ik wil terug naar Soerabaja!”) werd reklame gemaakt voor bezoeken aan de Engelse tuin en de Kinderboerderij. Een mooie manier van integreren van de bewoners met de mensen van het dorp. De mensen die de tuin onderhielden, waren misschien de enigen die er niet blij mee waren. De auto’s werden niet altijd op het parkeerterreintje, iets verderop gezet. Het was gemakkelijker om de auto langs de weg, half in het plantsoen neer te zetten. De vele oproepen op de programma’s om het groen te sparen, zette slechts spaarzame zoden aan de dijk.
Waaraan ligt het dat de mensen in grote getale naar een uitvoering komen of niet? Publikatie? Andere Evenementen? Het weer? Televisie? Het zijn allemaal vraagtekens waar O.D.I. mee te maken heeft gehad. Maar niet in december 1977, bij de opvoering van: ‘Gesprek met Londen’ .(Een krantenbericht meldt: “Gesprek met Honden”!!) onder regie van Pieter v.d. Bosch. Toen was de toeloop zo massaal dat zelfs het balkon van de toneelzaal opengemaakt moest worden om niemand naar huis te hoeven sturen.
Het was in deze periode dat O.D.I. begon met eigen drukwerk. Dit is een hoofdstuk apart geworden. Uit die eerste boekjes is niet meer af te leiden hoe het ging met de kaartverkoop. Het lijkt er op dat het plaatsbespreken was vervallen of werd het gewoon niet vermeld? Op het programma van maart 1976, ‘Marcus, de waterman’, wordt geen melding meer gemaakt van het grime/kapwerk door Fa.v.d. Pijl. Dat kan inhouden dat dit toen al door eigen leden werd verzorgd. Dat mag men concluderen naar aanleiding van een bericht dat de leden Ria Turenhout en Lida Hekker zich hadden opgegeven voor een grime cursus. Zij zullen die wellicht meteen in de praktijk hebben gebracht. Velen zouden deze ‘pioniers’ in de grime volgen.
Het eerste programma dat melding maakt van de eigen grimeurs is in december 1979 ‘Hartjes aan het Spit’ O.D.I. maakte in deze periode een moeilijk tijd door. Nieuwe leden met een eigen inzicht? Een regisseur waarmee het niet klikte? Zoveel hoofden, zoveel zinnen? Wie zal het zeggen. Maar na regen komt zonneschijn. O.D.I. liet zich niet uit het veld slaan en ging, diep ademhalend verder.Nog steeds volgde op elke voorstelling ‘Bal na’ wat later werd vervangen door ‘dansen na’ . Het dansen met een band werd afgewisseld met dansen door een discotheek wat wel even wennen was.
Als O.D.I. 30 jaar is geworden trakteert zij op een gratis verloting. De hoofdprijs: een T.V.toestel, wordt gewonnen door ‘Ome Niek’ Duivenvoorde. Ter gelegenheid van dit jubileum werd een eigen O.D.I.vignet ontworpen en getekend, door de 15 jarige Karin Doeven. Terwijl het telefoonnummer nog slechts uit vier cijfers bestond, begon O.D.I. met advertenties op het programmaboekje om zo de kosten enigszins te drukken
Ter gelegenheid van het dertigjarig jubileum, timmert O.D.I. danig aan de weg. Er komen meer berichten in de kranten en er wordt deelgenomen aan de karnavalsoptocht en een mozaïek gelegd. Dat O.D.I. een creatieve familie is, zal wel duidelijk zijn. Zo was het behelpen bij de opvoering van ‘Haai voor de boeg’ in 1981 onder regie van Gerard van Gijlswijk. De opening moest uitgesteld worden maar verder dan een gedeeltelijk herstel kwam men niet. Op halve kracht en kaarsjes in de kleedkamer werd er een heel aparte sfeer gegeven aan deze opvoering.
Intussen was er een hecht decorgroep ontstaan onder de bezielende leiding van Rein Turenhout, wat resulteerde in originele vondsten en decors. Om O.D.I.-leden herkenbaar te maken voor het publiek kregen zij een eigen ODI-speldje. Tot dan toe was het programmaboekje, tevens het toegangsbewijs. Daar kwam verandering in. De dames van het drukwerk hadden plezier in het werk. Er werd een aparte kaart, met voor elke voorstelling met een eigen kleur uitgegeven. Dit gaf O.D.I inzicht van de te verwachte hoeveelheid bezoekers. ‘Nee’ verkopen was er zo niet bij.
In 1982 besloot O.D.I. nogmaals een toneelstuk voor de jeugd op te voeren. An van Gijlswijk verklaarde zich bereid om de regie op zich te nemen. Voor deze opvoering van ‘Ploef, de domme boef’, kwam ook een uitnodiging uit De Zilk van Jeugdvereniging UTOPIA. Het werd een groot succes. Voor de kaartverkoop waren intussen twee middenstanders benaderd. Er kon kaarten, in de voorverkoop, worden gekocht bij P.van Nes, Huishoudelijke artikelen en speelgoed in de Kerkstraat en Vink Damesmode in de Havenstraat. Nadat O.D.I. is gaan spelen in de Zilk kwam daar ook nog eens Kapsalon Willemse bij. Intussen zijn de verkoopadressen nog wel bij van Nes, maar nu in de Zeestraat 2, onder de naam Top-1-Toys. Na de ophef van Damesmode Vink, is daarvoor Ton-sur-Ton, in de Havenstraat 21 voor in de plaats gekomen. Voor de Zilk is het nog steeds kapsalon Willemse in de J.P. Warmerdamstraat.
O.D.I. bleef zich ontwikkelen. Er kwam een verlichting/geluidsman in de persoon van Henk Slobbe. De middelen die hij ter beschikking had zijn niet te vergelijken met wat O.D.I. nu ter beschikking heeft. Een nieuwe lichting is opgestaan die alles wat met techniek te maken heeft wil onderzoeken en beheersen, waaronder mensen zoals Johan van der Niet, Sander van den Burg en Raymon Spigt. In de persoon van Huib Ronkes werd een fotograaf gevonden die elke uitvoering op de gevoelige plaat ging vastleggen. Ook Bernard Krüse en Roland Hekker hebben dat enige tijd gedaan. Het is dat een goede gewoonte geworden om van elke opvoering een foto-reportage te maken. Dit heeft een mooi foto archief op geleverd. Dat is er niet zo maar vanzelf gekomen. Aad en Coby Duivenvoorden hebben jarenlang, vele uren besteed om dit in chronologische volgorde in mappen op te bergen.
ODI is dankbaar voor elke donateur. Een speciaal plekje in het hart van O.D.I. is voor mevrouw Heemskerk en wijlen haar echtgenoot. Donateurs van het eerste uur. Geen uitvoering sloegen zij over. Er kwam een kink in de kabel toen ‘moeder’Heemskerk (zoals ODI-leden haar wel noemden) in het ziekenhuis belandde toen O.D.I. haar veertigjarig jubileum vierde. Creatief als ODI is, regelde zij dat deze speciale donateur met bed en al in de toneelzaal van de BAVO belandde. Zonder haar ging het feest niet door!!!
Cursussen volgen
Een toneelvereniging zonder werkplek begint niets. Voor decors maken heb je de ruimte nodig. Van de vele lokaties stelde Wim Heemskerk aan de Leidsevaart, in 1983 ruimhartig enige ruimte ter beschikbaar. Dat werd niet alleen gebruikt voor het decor maar kon ook gebruikt worden bij deelname aan de mozaïekwedstrijden. Onder voorzitterschap van Dirk Witteman werd daar een nieuw decorsysteem ontworpen met een stalen constructie. Dat zou in de toekomst veelvuldig gebruikt gaan worden.
In de daarop volgende jaren begon O.D.I. zich heel dynamisch te ontplooien. De leden werden gestimuleerd cursussen te volgen waaraan velen gehoor gaven. Zij volgden een cursus komediespelen, belichting, grime en regie. Ook werd er deelgenomen aan het Courtelineprojekt.(spelers uit verschillende verenigingen speelden stukken van de Franse schrijver Courteline. Tevens werd medewerking verleend aan de examenfilm ‘De gelukkige vuilnisman’, welke later op TV is uitgezonden.
In 1986 maakte Het Noordwijkerhouts Weekblad melding van een voorbereidende regie cursus in de Schelft waarvan O.D.I. medeorganisator was. Er schreven tien verenigingen in. Bij O.D.I. zelf waren er zeker acht leden die deze uitdaging wel zagen zitten. Na afloop van deze tien lessen, schreven zich vier leden in voor een erkent driejarige opleiding regisseur amateur toneel Hiervoor moesten zij elke week naar Den Haag en later zelfs hele weekeinden. Dat bleek uiteindelijk voor de meeste, naast werk en gezin, een té grote belasting. Slechts één zou doorgaan en zich uiteindelijk ‘gediplomeerd regisseur amateurtoneel’ noemen.
Een van de voorwaarden tijdens deze studie, was het regisseren van een toneelstuk onder begeleiding van de docenten. Dit bleek een moeilijk gegeven voor de regisseur van O.D.I. die de voorkeur gaf aan het zelf begeleiden van de cursisten. Hij kon zich er niet in vinden en stapte op. Jammer, want hij had er al heel wat jaren bij O.D.I. opzitten. Maar O.D.I. had geen tijd om te treuren er moest gewerkt worden. De nieuwe regielichting werd hierdoor onmiddellijk voor de leeuwen gegooid maar liet zich niet uit het veld slaan. Zowel Lida Hekker als Marijke Krüse en Patriez Hulsebosch stapten vol goede moed en frisse ideeën in de rol van regisseur, terwijl Thea Hulsebosch zich uiteindelijk niet geroepen voelde om te gaan regisseren.
Gezien het succes van de kinderstukken, had O.D.I. dit in haar jaarplanning opgenomen. Het uitzoeken van een geschikt stuk viel niet altijd mee. Een verrassing bleek ‘De Prinses en de Robot’ te zijn. Na afloop kregen de leden te horen dat dit geschreven was door een eigen lid en regisseur: Lida Hekker die dit had geschreven onder het pseudoniem Bernardine Lensen. Drie jaar later schreef ook het niet-lid, Rob Korfage, een stuk voor de kinderen ‘Oma Haring en de Schat van de Blauwe Zaag’, geregisseerd door Jack Duivenvoorden.
Maar O.D.I. belandde hiermee niet in rustige wateren. Nieuw problemen doken op. De huisvesting kwam op losse schroeven te staan. De Gemeente had besloten een multicultureel centrum te gaan bouwen waar alle verenigingen hun repetities en uitvoeringen moesten gaan geven. Helaas was in de plannen geen rekening gehouden met toneelopvoeringen. Daar was O.D.I. niet blij mee. Het zou immers ook een flinke financiële aderlating betekenen. Er moest gepraat worden. En er ìs gepraat. De voorzitter is jaren bezig geweest om het vertrek uit de BAVO zolang mogelijk uit te stellen. Maar het afscheid van de St. Bavo was onafwendbaar. Met ‘Harry’s Nachtmerrie’ nam O.D.I. in maart 1990 met weemoed afscheid van de plaats waar zij zich zo had thuis gevoeld en alle ruimte kreeg die zij nodig had. O.D.I. werd uitgenodigd om voor de opening van de toneelzaal in De Schelft, een optreden te verzorgen. Het probleem zat in de datum 14 juli.. Er zijn maanden nrodig om een stuk in te studeren en er was pas in maart een opvoering geweest. De oplossing werd gevonden in de keuze van ‘Een beeld van een man’. Een stuk met doldwaze situaties waar O.D.I. acht jaar eerder volle zalen mee haalde. Hoewel niet alle spelers van de eerste keer beschikbaar waren, kreeg de regisseur Patriez Hulsebosch, lovende kritieken. Het Haarlems Dagblad schrijft hierover: “Voor de zoveelste keer heeft toneelvereniging O.D.I. bewezen van uitzonderlijk niveau te zijn”.
Met de overstap naar De Schelft begon O.D.I. aan een nieuwe episode. Toch heeft het nog wel een aantal jaren geduurd voor zij haar draai had gevonden. Om extra financiën binnen te halen werd een, in een eerder stadium afgewezen, voorstel goedgekeurd om deel te nemen aan de Grote Club Aktie. Bij haar veertig jarig jubileum kwam het voorstel om een grote productie te maken waarin voor alle leden een rol(letje) zou zijn weggelegd. Tevens zou het een feestelijke uitvoering moeten worden. Het werden weken van boekjes lezen, becommentariëren en wegleggen. Het leek een onmogelijke zoektocht. Op aanraden van Rein Turenhout werd besloten het boekje ‘Moeder zei altijd…’ eens op te vragen. Het bleek een goede keuze met veel mogelijkheden. Het speelt zich af op een Spaans vakantie oord. Om die sfeer zo dicht mogelijk te benaderen werd hiervoor Carmen Warmerdam-Gomez gevraagd voor de uitspraak. Ook zorgde zij voor een authentieke uitstraling van het decor. De entree kaartjes werden gemaakt als een vliegticket naar Costa del Sol. Met de toevoeging van Spaanse dansers werd het een compleet Spaans feest.
De overstap naar De Schelft leverde wel een probleem op. Hoewel de St. Bavostichting nog wel enige tijd onderdak gaf opslag werd dit gedoogd tot er iets anders gevonden zou zijn. De ruimtes lagen echter niet voor het oprapen. Uiteindelijk werd een onderkomen gevonden in een bollenschuur halverwege het Langeveld. Niet voor iedereen even prettig omdat er een lange donkere laan afgelopen moest worden. Men was echter allang blij dat er iets gevonden was. Hier bewees de decorgroep hun onschatbare waarde. Enorm veel uren werden gestoken om er een knusse ruimte van te maken. Lang hebben zij er niet van kunnen genieten. Na een schietpartij met dodelijke afloop rond de schuur nam het bestuur onmiddellijk een besluit. Met onmiddellijke ingang werd besloten te vertrekken.
Weer stond O.D.I. op straat. En weer werden er gesprekken gevoerd met de gemeente. Het resultaat was een tijdelijk onderkomen in de oude, verlaten brandweerkazerne. Intussen werd boven de sportzaal een ruimte gebouwd waarvan de ene helft voor De Kaninefaaten was en de andere zou voor O.D.I. kunnen worden. Na veel rekenwerk gaf de vergadering uiteindelijk haar fiat. Weer kwam er veel werk voor de decorgroep. Zij maakten van de zolder een eigen ruimte waar veelvuldig gebruik van wordt gemaakt. Zij hebben hun vaste wekelijkse verenigingsavond. Dan worden er plannen gemaakt en uitgevoerd. Geen opdracht is hen te moeilijk. Het is een groep harde werkers waar O.D.I. trots op kan zijn.
Dat O.D.I. haar gouden jubileum kan vieren, is voor een belangrijk deel te danken aan de mensen van het bestuur. Het enthousiasme van hen, en de vele vrijwilligers, hebben de vereniging groot gemaakt. In de loop der jaren is voor elk onderdeel een commissie in het leven geroepen, wat een goede constructie is gebleken. Alle verandering ten spijt, er is één ding niet veranderd. O.D.I. leden voelen zich als één grote familie. Misschien is dat wel het belangrijkste om te kunnen overleven.
Van 50 jaar naar 65 jaar
Na de viering van het gouden jubileum ging het O.D.I. een aantal jaren voor de wind. Volle zalen, genoeg leden (decorbouwers, grime, spelers ) en een goed gevulde verenigingskas. O.D.I. speelde een aantal leuke stukken zoals: groeten van de Veluwe, Zusters in Zaken , vraag het maar aan de postbode, dansen met de bovenbuurman en Bed and breakfast. Ook waren er natuurlijk leuke en spannende stukken voor de jonge jeugd zoals: De vuurvogel,de wonderbaarlijke uitvinding van Professor Filarski, de nieuwe kleedster van de keizer, het spookt op Ravenstein en Ikke Krakkemikke en het Witte Wief. Tot op heden zijn de zalen meestal goed gevuld al moeten wij wel constateren dat het enigszins terugloopt helaas.
De decorgroep van O.D.I. heeft inmiddels een nieuw onderkomen gevonden in de oude werkplaats van woningstichting Sint Antonius van Padua aan de Koniginneweg. Hierdoor heeft O.D.I momenteel de beschikking over twee repetitieruimtes boven De sportzaal van De Schelft. Dit is erg prettig wanneer er meerdere groepen tegelijk willen repeteren. Ook voor de leden van de decorgroep is het erg prettig om genoeg ruimte te hebben om de nog altijd prachtige decors te ontwerpen en te bouwen zoals een nonnenklooster, het dek van een cruiseschip, een kraakpand (met echte steiger en dakpannen) en een decor met twee verdiepingen. Het 65-jarig jubileum gaat op bescheiden wijze gevierd worden. Op 19 november 2016 zijn alle oud-leden uitgenodigd om tijdens de uivoering van alweer een leuk stuk door O.D.I. “Help! ik krijg een kind” te komen kijken om daarna nog na te praten over alweer 65 jaar toneel in Noordwijkerhout. Dat een vereniging 65 jaar wordt is bijzonder. Veel verenigingen (en zeker toneelverenigingen) hebben het moeilijk in deze tijd. Gelukkig kan O.D.I. er voorlopig nog tegenaan met 55 enthousiaste leden die zich wekelijks keihard inzetten voor de vereniging.
Achter de schermen:
KAP/GRIMEGROEP
De grime groep, die begon met twee personen, is intussen uitgebreid en hun vaardigheid is door diverse instanties opgevallen. O.D.I. werd en wordt, regelmatig uitgenodigd bij evenementen. De jaarlijkse clowntjes dag tijdens de braderie is er daar één van. Evenals het schminken van slachtoffers tijdens brand-en E.H.B.O. oefeningen en het ‘dierenschminken’, bij HANO de laatste zondag voor tijdens dierendag. Het volgen van grime cursussen blijkt een creatieve hobby. Sinds enkele jaren zijn er ook wat extra activiteiten bijgekomen waarbij O.D.I betrokken is zoals Sprookjesdag (voorheen Prinsessendag) en Sottendag in het centrum van Noordwijkerhout tijdens de zomeractiviteiten
INSPECIENT/SOUFFLEUR
Een minder dankbare ‘rol’ is weggelegd voor de inspeciënt. In de beginjaren werd met elkaar geregeld welke attributen er nodig waren. Dan waren de zolders, kasten en huisraad van niemand van familie en vrienden meer veilig totdat het bewuste artikel gevonden was. Dat is trouwens nog steeds het geval. Hoe groter O.D.I. groeide hoe meer leden een rol kregen. Er was iemand nodig die de rekwisieten zou coördineren. Jarenlang werd dat gedaan door Bert den Elzen maar tegenwoordig wordt deze ‘rol’ ingecalculeerd bij het rollen verdelen. Toch blijft het een ondergeschoven kind terwijl het een klus is die enorm veel tijd en inventiviteit vraagt. Alle spelers dienen nagelopen en gecontroleerd te worden of ze hun attributen al hebben gevonden. Lukt het ze niet dan gaat de inspeciënt op zoek naar een oplossing. Een lijst met spelers en de bij hen behorende rekwisieten is daarbij een handig hulpmiddel. Daarnaast zorgt hij/zij tijdens de optredens dat die rekwisieten ook daadwerkelijk op het juiste moment op het toneel belanden. Dat is een slopend karwei als alle spelers nerveus achter het decor, zich klaar houden om ‘op’ te gaan. Bij het jubileumstuk van ‘Gouden Herinneringen’, wordt dit helemaal een hectische toestand omdat er met veel grote stukken gewerkt gaat worden en alle spelers in het stuk meedoen. Voor Marcia van Schooten, die deze rol op zich heeft genomen, is het een bijzondere uitdaging.
Voor de souffleur, geldt eigenlijk precies hetzelfde. Zij/hij is op elke repetitie onmisbaar. Zij/hij kan geen enkele keer gemist worden en is een rots in de branding als de nerveusiteit ten top stijgt. Kunt u zich voorstellen dat zó iemand ‘vergeten’ wordt? Toch is dat, hoewel slechts één keer, gebeurd. In de tijd dat er nog met een souffleurshokje werd gewerkt. Weet u het nog? Zo’n grote bult middenvoor op het toneel? Daar kom je echt niet alleen uit. Daar heb je minstens twee personen voor nodig om je er uit te trekken. Maar wat doe je als ze allemaal in de pauze naar hun glaasje fris gaan en jou laten zitten? Of was het een plagerijtje? Maar weest u gerust. Het hulpgeroep is gehoord!! Sinds 2007 zit de souffleur niet meer onder het toneel maar achter een gordijn op ooghoogte met de spelers, maar ze moet dan wel zacht fluisteren, want de microfoons pikken alles op…
P&P (PERS & PROPAGANDA)
In de zeventiger jaren kwamen er vragen om tussentijdse informatie. De jaarvergadering en ledenvergadering bleken niet meer genoeg. Aad Middelkoop begon met een nieuwsbrief. Na drie jaar nam Lida Hekker de uitdaging aan en nam het van hem over. In samenwerking van (toen nog geen lid zijnde), Thea Hulsebosch, werd een eigen lay-out ontworpen, hoewel dat woord toen nog niet werd gebruikt. Er werd gezocht naar een vorm die niet meteen bij het oud papier zou belanden. Technisch het meest eenvoudig te realiseren, was een vorm die geïnspireerd was op Joviaal. (Het blad van de katholieke kerken in Noordwijkerhout). De tekeningen werden geëtst door Marijke Rodenburg. Er werd gebruik gemaakt van een oude stencilmachine.
Er brak een tijd aan van zwarte inkt. Overal inkt, op de handen, de kleren, de tafel maar gelukkig ook op het papier. Vaak met inzet van de hele familie. Met ingang van de vijfde jaargang werd, op verzoek, overgestapt op een ander uiterlijk. Er werd gestreefd naar vijf, zes uitgaven per jaar.
In 1980 kwam de eerste gedachte voor een uitgave voor de donateurs. Dat zou kunnen verschijnen vlak voor een uitvoering. Hoewel dit slechts twee keer per jaar was, gaf dat tegen de tijd van uitvoeringen een extra belasting. Het enthousiaste duo had zich inmiddels nog veel meer drukwerk op de hals gehaald. Het draaiboek kwam in een echt ‘mini’boekvorm. Voor ieder onderdeel een eigen bladzijde met genoeg ruimte voor eigen notities.
Een grote verbetering was de aanschaf van een elektrische schrijfmachine met brede wagen maar vooral de Océ offset machine, welke veel meer mogelijkheden gaven.. De tijd van smerige handen en andere ellende waren nu voorbij….dachten ze! Vooral in het begin waren er liters inktoplosser nodig om zwarte vegen en handen te verwijderen. Het bleven per slot van rekening amateurs. Veel steun en hulp kreeg men in die tijd van de toenmalige Katwijkse Lichtdrukkerij Mijs, welke onontbeerlijk was als de machine weer eens was vastgelopen of de inkttoevoer niet werkte zoals het zou moeten. De lay-out werd gewijzigd, er kon met dikker papier worden gewerkt waardoor ook betere kaften konden worden gedrukt. Daarnaast werden de donateurskaarten en programmaboekjes, rondschrijvens, jaarverslagen etc., in eigen beheer genomen. Ter voorkoming van stress werd een jaarschema gemaakt. Dit hield in dat één middag per week, soms ook de avond, gereserveerd werd voor redactie werk.
Tot dan toe was het illustreren gedaan via plak en knipwerk maar met de komst van Piet Bakker, bij het redactieteam, als illustrator, was een groot probleem opgelost. Van zijn hand is ook het ontwerp van, het jarenlang gebruikte, bezemmannetje met emmer welke gebruikt werd op de affiches. Nu er een goede tekenaar was durfden ze het ook aan om eigen kerstkaarten te ontwerpen, maar gezien de tijd en energie die nodig waren in deze toch al drukke tijd, heeft dit niet lang stand gehouden. Het is wel gebeurd dat op Kerstzaterdag, 24 december het kerstnummer voor de leden pas klaar was en nog moest worden rond gebracht. Hoezo, hobby? Omdat het een hobby moest blijven kwam er een oproep voor medewerking voor het vouw- en nietwerk. onder hen, die reageerden, was Corry van Gijlswijk, die later ook het typewerk zouden overnemen.
Met de komst van Dirk Witteman als voorzitter, was niet alleen de hoeveelheid drukwerk gestegen ook werd de naam redactie vervangen door P + P (Pers & Propaganda) Er werden immers ook redactionele stukjes voor de kranten geschreven. Een korte naam voor een veelomvattende taak. In het negende ODI-Varia jaar kwam verandering in de samenstelling van P + P. Piet en Thea moesten node door drukke werkzaamheden opzeggen. Voor de verslagen in de krant werd de redactie van huis-aan-huisbladen benaderd. Met correspondenten als Jacq Looijenstijn voor de Noordwijkerhouter en Thea Ter Heide Vrolijk bleef O.D.I. in de kijker. Hulp kwam van Mary van Leeuwen die, bij gebrek aan een tekenaar, het knip en plakwerk voor haar rekening nam. Andere leden kwamen en gingen om de helpende hand te bieden waardoor het echt een blad van en voor de leden werd. In de tiende jaargang nam Lida afscheid, er van overtuigt dat het goed zou zijn als anderen, vol frisse ideeën, het over namen. Met Aad Duivenvoorde als coördinator werd, samen met nog twee jonge techneuten, met de offset machine geëxperimenteerd maar uiteindelijk werd een nieuwe techniek ontdekt. De kopieërmachine. Niks plakken en knippen. Foto’s rasteren, plaatje er onder, klaar! De kant en klaar lay-out werd bij een familielid gebracht die het geheel professioneel afleverde. Niks geknoei meer met inkt.
In het seizoen 1990-1991 werd een computer en printer aangeschaft wat het uitwerken van notulen, verslagen en brieven een stuk vergemakkelijkte. O.D.I. ging met haar tijd mee. Na vijf jaar moest ook Aad Duivenvoorden afscheid nemen en werd het werk in januari 1992 overgenomen door Wilma Passchier die samen met Natacha Hulsebosch en Loek den Elzen de redaktie op zich nam totdat Mary van Leeuwen, die er een poosje uit was geweest, met behulp van Chris van Leeuwen de coördinatie op zich nam. Intussen bestaat het P+P team uit deze twee, versterkt door Marcia van Schooten, Joke Heineman en wordt het drukwerk verzorgd door Bert den Elzen jr. Daarbij kunnen ze nog steeds rekenen op Corry van Gijlswijk. Na Gerard de Winter is van 2006 tot 2016 de P&P in handen van Sebastiaan Duivenvoorde die het stokje weer heeft overgegeven aan Chantal Witteman.
Dat O.D.I. met haar tijd meegaat blijkt wel dat ook het nieuwe medium “Internet” inmiddels is ingeschakeld. Naast een mooie website en nieuwsbrieven over de e-mail, worden ook de sociale media zoals Facebook en Hyves en You Tube gebruikt.
GELUID- EN LICHTREGIE:
Dit is een hoofdstuk apart. Geluiden tijdens een voorstelling werden in de beginjaren handmatig gedaan. Het licht waren de lampen die er al hingen. In de loop der jaren hebben zich echter ook op dit gebied heel wat veranderingen voor gedaan. De aanschaf van een bandrecorder was een van de eerste technische hulpmiddelen. Hiermee kon het geluid van bijvoorbeeld, natuurelementen, telefoon, knarsend grind etc. worden gerealiseerd. Een van de laatste aanwinsten is een volglicht waarmee een enkele speler, tot in elke hoek, gevolgd kan worden. Vaak wordt door de technici, zelf een licht-en geluidplan uitgedokterd, welke later met de regisseur wordt kort gesloten. Andere regisseurs komen met een uitgewerkt plan waar dan mee aan de slag wordt gegaan.
Als je nu, tijdens de voorstelling, in het regie hokje komt is het onbegrijpelijk dat men het ooit zonder heeft moeten doen. Bij het plannen maken voor het Gouden Jubileum werd door Raimon Spigt hedendaagse technieken voorgesteld om te gebruiken. Een nieuwe uitdaging voor de technici. In de jaren hierna heeft de techniekvereniging steeds inversteringen gedaan in nieuwe techniek. De vereniging is in het bezit van voldoende lampen, een dimmerkast (met DMX aansluiting) en een licht- en geluidsschuiventafel met CD spelers en toebehoren om een stuk helemaal zelf uit te lichten en te versterken. Door alles in handige karren te monteren en op te bergen kunnen de spullen veilig worden vervoerd en zo weer opgebouwd.